Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • comprehensive school = scholengemeenschap
  • deputy head = conrector
  • scheme = programma
  • award = prijs / onderscheiding
  • overweight / obese = met overgewicht / overgewicht / te zwaar
  • low self-esteem = minderwaardigheidsgevoel / weinig zelfvertrouwen
  • lack of confidence = gebrek aan zelfvertrouwen
  • bar = reep
  • ban = verbieden
  • fizzy = met prik / bruisend
  • population = bevolking / bevolkingsgroep
  • lead a charge = een aanval leiden
  • purchase = kopen
  • organic = biologisch
  • related = houden verband met / verband houden met / gerelateerd aan
  • ageing process = proces van ouder worden / verouderingsproces
  • twins = tweeling
  • condition = aandoening / kwaal
  • benefit = voordeel
  • development = ontwikkeling
  • self-defence = zelfverdediging
  • require = vereisen / nodig hebben / hebben nodig
  • contribute to = een bijdrage leveren aan / bijdrage leveren aan
  • contain = bevatten
  • reduce = verminderen
  • one-off = eenmalig / eenmalige
  • apply = van toepassing zijn / zijn van toepassing
  • fee = inschrijfgeld / vergoeding / contributie
  • chubby = mollig / gezet
  • suffer from = lijden aan
  • ravenous = uitgehongerd
  • to blame = de schuld zijn
  • familial tendency = iets wat in de familie zit / iets dat in de familie zit / aangeboren neiging tot
  • obviously = vanzelfsprekend / zeker / zonder twijfel
  • tackle = aanpakken / pakken aan
  • at the end of the day = uiteindelijk
  • succeed = slagen
  • fibre = vezel / vezels
  • throughout = gedurende
  • trigger = aanleiding
  • substitute = vervanging
  • crave for = sterk verlangen naar / verlangen sterk naar / behoefte hebben aan
  • keep at bay = op afstand houden / houden op afstand
  • counter = toonbank
  • drowsiness = slaperigheid
  • treatment = doktersbehandeling
  • pharmacist = apotheker
  • significant = opvallend / opvallende / belangrijk / belangrijke
  • what's more = bovendien
  • chilli = Spaanse peper
  • blister = blaar
  • possibly = Dat is mogelijk.
  • food poisoning = voedselvergiftiging
  • bite = beet
  • swollen up = opgezwollen / dik geworden
  • creepy crawlies = enge insecten
  • monkey = aap
  • puffy = opgeblazen
  • turn = worden
  • antidote = tegengif