DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Malmberg
All right!
1e editie
All right1-4gt
AllRight1-4gt-H2-NE
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
solve
=
oplossen
crime
=
misdaad
science
=
wetenschap
bookshop
=
boekwinkel
case
=
zaak / geval
particular
=
specifiek / specifieke
hide
=
verbergen
admit
=
toegeven
convince
=
overtuigen
copy
=
exemplaar
harm someone
=
iemand pijn doen / doen iemand pijn
law
=
wet
deny
=
ontkennen
benefit
=
voordeel
poem
=
gedicht
minus
=
min
divide by
=
delen door
unconvinced
=
niet overtuigd
deal with
=
omgaan met
terrifying
=
angstaanjagend
appear
=
blijken
spend - spent - spent
=
doorbrengen - bracht door - doorgebracht
celebrate
=
vieren
recommend
=
aanraden
event
=
gebeurtenis
basic
=
basis / basis
take off - took off - taken off
=
vertrekken - vertrok - vertrokken / opstijgen - steeg op - opgestegen
dawn
=
dageraad
drift
=
zweven
crowd
=
menigte / groep mensen / groep
attend
=
bijwonen / meedoen
painting
=
schilderij
treasure
=
schat
work of art / artwork
=
kunstwerk
spare bedroom
=
logeerkamer
secret
=
geheim
ordinary
=
gewoon / normaal
masterpiece
=
meesterwerk
cardigan
=
vest
wardrobe
=
kledingkast
quality
=
kwaliteit
freeze - froze - frozen
=
bevriezen - bevroor - bevoren / invriezen - vroor in - ingevroren / dichtvriezen - vroor dicht - dichtgevroren
estimate
=
schatten
value
=
waarde
auction
=
veiling
decorate
=
versieren
exhibition
=
tentoonstelling
major
=
belangrijk / belangrijke / groot / grote
illegal
=
illegaal
paste
=
plakken
atmosphere
=
sfeer
describe
=
beschrijven
get scared
=
worden bang / bang worden
fake
=
nep
possibility
=
mogelijkheid
apparently
=
blijkbaar
competition
=
wedstrijd
suppose
=
aannemen / veronderstellen
That's a shame.
=
Dat is jammer.