Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • apply / apply for a job = solliciteren
  • spend = doorbrengen
  • IT room = mediatheek
  • what's up = wat is er
  • theme park = pretpark
  • look after = zorgen voor
  • vacancy = vacature
  • skills = vaardigheden
  • rack = rek
  • on time = op tijd
  • help = helpen
  • calm = kalm
  • employer = werkgever
  • greet = groeten
  • salary = salaris
  • invite = uitnodigen
  • secondary school = voortgezet onderwijs / middelbare school
  • employee = werknemer
  • boss = baas
  • quit - quit - quit = stoppen - stopte - gestopt
  • leave - left - left = vertrekken - vertrok - vertrokken
  • east = oost
  • come - came - come = komen - kwam - gekomen
  • dream = dromen
  • ugly = lelijk
  • size = maat
  • education = opleiding
  • letter of application = sollicitatiebrief
  • nanny = kinderjuf
  • driver's licence = rijbewijs
  • career = beroep / loopbaan / carrière
  • chewing gum = kauwgom
  • bench = bankje
  • aggressive = agressief
  • powerful / strong = sterke
  • grow - grew - grown = groeien - groeide - gegroeid
  • bite - bit - bitten = bijten - beet - gebeten
  • responsible = verantwoordelijk
  • confident = zelfverzekerd
  • finger = vinger
  • colleague = collega
  • whistle = fluiten
  • practise = oefenen
  • exercise = oefening
  • pencil = potlood
  • interview / job interview = sollicitatiegesprek
  • polite = beleefd
  • appointment = afspraak
  • seem = lijken
  • glad = blij