Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • To exchange = Uitwisselen
  • Within = Binnen
  • To constrain = Beperken
  • Borders = Grenzen
  • Domestic market = Binnenlandse markt
  • Opposite = Tegenovergesteld
  • Global = Mondiaal (werelds)
  • Throughout = Door
  • Limited = Beperkt
  • Lack of = Gebrek aan
  • Access = Toegang
  • To improve / To enhance = Verbeteren
  • Purely = Uitsluitend
  • Voyage = Zeereis
  • Likely / Probably = Waarschijnlijk
  • Underdeveloped = Onderontwikkeld
  • Nation = Land
  • To rely on = Vertrouwen op
  • Business = Bedrijf
  • Associated with = Geassocieerd met
  • Tend to be = Hebben de neiging om
  • Tariff = Tarief
  • Custom duty = Douanerecht
  • Distance = Afstand
  • To provide = Voorzien
  • Benefits = Voordelen
  • Growth = Groei
  • To encourage = Aanmoedigen
  • Investment = Investering
  • To eliminate = Uitschakelen
  • Dependence = Afhankelijkheid
  • Foreign = Buitenlands
  • Issue = Kwestie
  • Otherwise = Anders
  • Factory = Fabriek
  • Wartime = Oorlogstijd
  • To obtain / To gain = Verkrijgen
  • Equipment = Materiaal
  • Feuding with = Strijdend met
  • Drawback = Nadeel
  • Resource = Bron
  • Northern = Noordelijke
  • To be unable to = Niet in staat zijn
  • Presence = Aanwezigheid
  • Know-how = Kennis
  • Required = Nodig zijn
  • Once = Eenmaal
  • Saturated = Verzadigd
  • Prohibited = Verboden
  • Allowing = Toestaan
  • Globalization = Globalisering
  • Wholesaler = Groothandelaar
  • Backbone = Ruggengraat
  • Manufacturer = Producent
  • Generally = Over het algemeen
  • Machinery = Machinerie
  • To be involved in = Betrokken bij
  • To grade = Sorteren
  • Market research = Marktonderzoek
  • To refrain = Zich onthouden van
  • To require = Vereisen
  • Storage space = Opslagruimte
  • Plantation = Plantage
  • Spices = Specerijen
  • To ship = Verschepen
  • To put on the market = Op de markt brengen
  • To mean = Betekenen
  • Annually = Jaarlijks
  • Shipping container = Zeecontainer
  • Port = Haven
  • Quantity = Hoeveelheid
  • To pack = Verpakken
  • To load = Laden
  • Canister = Busje
  • To deliver = Afleveren
  • Necessary = Nodige
  • Detail = Gegeven
  • Active = Actief
  • Provision = Levensmiddel
  • Originating from = Afkomstig uit
  • Call = Telefoongesprek
  • Possible = Eventuele
  • Cooperation = Samenwerking
  • Number = Aantal
  • European = Europees
  • Cinnamon = Kaneel
  • Black pepper = Zwarte peper
  • Vanilla = Vanille
  • Nutmeg = Nootmuskaat
  • Curry = Kerrie
  • To divide = Verdelen
  • Shipment = Verzending
  • Regarding = Betreffend
  • On one end = Aan één kant
  • On the other end = Aan de andere kant
  • Box = Doos
  • To operate = Bedienen
  • Cardboard = Karton
  • Skid / pallet = Pallet
  • Commercial building = Bedrijfsgebouw
  • To expand = Vergroten
  • To welcome = Verwelkomen
  • Spread = Gespreid
  • Convenient = Prettig
  • To keep = Aanhouden
  • Lorry = Vrachtwagen
  • On arrival = Bij aankomst
  • To place = Plaatsen
  • Warehouse = Magazijn
  • Recent = Recente
  • Expansion = Uitbreiding
  • Reciprocally = Onderling
  • To determine = Bepalen
  • Packing material = Verpakkingsmateriaal
  • Pdf-file = Pdf-bestand
  • Attachment = Bijlage
  • To add = Toevoegen
  • To import = Importeren
  • Next few = Komende
  • To aim for = Richten op
  • Pile = Stapel
  • To fall over = Omvallen
  • At least = Tenminste
  • Acceptable = Acceptabel
  • Lorry driver = Vrachtwagenchauffeur
  • To store = Opslaan
  • Retention = Behoud
  • Optimization = Optimalisatie
  • Profitability = Winstgevendheid
  • Diverse = Verschillende
  • Need = Behoefte
  • To shrink = Krimpen
  • Availability = Beschikbaarheid
  • To propel = Voortstuwen
  • Configurable = Configureerbaar
  • Demand-driven = Vraag gestuurd
  • Execution / Implementation = Uitvoering
  • To aggregate = Samenvoegen
  • Plagued = Geplaagd
  • Unpredictable = Onvoorspelbaar
  • Behaviour = Gedrag
  • Transient = Kortstondig
  • Expectation = Verwachting
  • Predictive = Voorspellend
  • To route = Sturen naar
  • Sales rep = Vertegenwoordiger
  • Corporate = Zakelijk
  • Government = Regering
  • To incorporate = Inlijven
  • To reduce = Verminderen
  • Founded = Opgericht
  • Chef = Kok
  • Poor = Slecht
  • Mislabelled = Verkeerd geprijsd
  • Sausage = Worst
  • To ensure = Verzekeren
  • Confidence = Vertrouwen
  • To purchase = Aanschaffen
  • Prompt = Stipt
  • To chomp = Kauwen
  • Famous = Beroemd
  • Breakable = Breekbaar
  • Delicious = Smakelijk
  • Grade = Kwaliteit
  • Treat = Traktatie
  • Addition = Aanvulling
  • Veal = Kalfsvlees
  • To roast = Braden
  • Stomach = Maag
  • Steak = Biefstuk
  • Trimmings = Garnering
  • Beef = Rundvlees
  • Liver = Lever
  • Prime = Uitstekend
  • To introduce = Voorstellen
  • Independent = Zelfstandig
  • Retailer = Winkelier
  • To be used to = Gewend zijn
  • To distinguish = Onderscheiden
  • Similar = Vergelijkbaar
  • To appreciate = Waarderen
  • To try out = Uitproberen
  • Single = Eenmalig
  • Weight = Gewicht
  • Ferry = Veerboot
  • Collectively = Gezamenlijk
  • Match = Wedstrijd
  • Coffee = Koffie
  • Tea = Thee
  • Cream = Koffiemelk
  • Sugar = Suiker
  • Trip = Reis
  • Customs = Douane
  • Crossing = Overtocht
  • Invoice = Factuur
  • To check = Nakijken
  • Delay = Vertraging
  • In time = Op tijd
  • Accurate(ly) = Nauwkeurig
  • To inspect = Doorzoeken
  • To depart = Vertrekken
  • To take = Duren
  • Normally = Normaal gesproken
  • About = Ongeveer
  • Last night = Vannacht
  • However = Echter
  • Stormy = Stormachtig
  • North Sea = Noordzee
  • Fortunately = Gelukkig
  • On average = Gemiddeld genomen
  • Mainland = Vasteland
  • Link = Verbinding
  • To unload = Lossen
  • Goods = Goederen