Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • make a resolution = zich voornemen
  • to make a resolution

    zich voornemen

  • (to) give up = opgeven
  • do well = het goed doen
  • to do well

    het goed doen

  • struggle with = worstelen met
  • to struggle with

    worstelen met

  • take up = beginnen met
  • to take up

    beginnen met

  • break a bad habit = een slechte gewoonte afleren
  • to break a bad habit

    een slechte gewoonte afleren

  • form a good habit = een goede gewoonte aanleren
  • to form a good habit

    een goede gewoonte aanleren

  • change your ways = je gedrag veranderen
  • to change your ways

    je gedrag veranderen

  • (to) retire = met pensioen gaan
  • start a career = een carrière beginnen
  • to start a career

    een carrière beginnen

  • start a family = een gezin stichten
  • to start a family

    een gezin stichten

  • get promoted = promotie maken
  • to get promoted

    promotie maken

  • travel the world = over de wereld reizen
  • to travel the world

    over de wereld reizen

  • get a degree = een (universitair) diploma halen
  • to get a degree

    een (universitair) diploma halen

  • settle down = zich vestigen
  • to settle down

    zich vestigen

  • leave school = school verlaten
  • to leave school

    school verlaten

  • lifestyle = levensstijl
  • good intentions = goede bedoelingen
  • earn a living = de kost verdienen
  • to earn a living

    de kost verdienen

  • careers advisor = loopbaanadviseur
  • What's up? = Wat is er aan de hand?
  • up to (an hour, etc.) = maximaal
  • be up to sth = van plan zijn / in staat zijn
  • to be up to sth

    van plan zijn / in staat zijn

  • be up late = laat op zijn
  • to be up late

    laat op zijn

  • now you mention it = nu je het zegt
  • Where have you been hiding? = Waar heb jij uitgehangen?
  • You're a star. = Reuze bedankt.
  • Where shall I start? = Waar moet ik beginnen?
  • Don't be silly. = Doe niet zo mal.
  • Here we go. = Daar gaan we.
  • arrangement = regeling
  • prediction = voorspelling
  • intention = voornemen
  • leave sth to the last minute = tot op het laatst uitstellen
  • to leave sth to the last minute

    tot op het laatst uitstellen

  • (to) criticise = bekritiseren
  • (to) blame = de schuld geven
  • translator = vertaler