Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Engels Nederlands
  • abroad = in het buitenland
  • aeroplane = vliegtuig
  • to afford = zich veroorloven
  • astrology = astrologie
  • BBC = BBC
  • to bet = wedden
  • bored = verveeld
  • bottom = bodem
  • to break down = panne hebben
  • century = eeuw
  • cheap = goedkoop
  • to control = regelen
  • cottage = zomerhuis
  • to dig = graven
  • to drill = boren
  • effect = gevolg
  • electrical = electrisch
  • to empty = leegmaken
  • express = uitdrukken
  • finally = tenslotte
  • fuse = zekering
  • to get married = trouwen
  • girlfriend = vriendin
  • government = overheid
  • grandchild = kleinkind
  • ground = grond
  • handy = handig
  • hard work = hard werk
  • health = gezondheid
  • hole = gat
  • horoscope = horoscoop
  • however = alhoewel
  • hurricane = orkaan
  • to imagine = inbeelden
  • to include = inhouden / inbegrijpen
  • inner = binnen
  • key = sleutel
  • knee = knie
  • to knit = breien
  • line = regel / lijn
  • to lock = op slot doen
  • lucky = geluks
  • machine = machine
  • to mend = herstellen
  • method = methode
  • modest = bescheiden
  • nobody = niemand
  • nonsense = onzin
  • October = oktober
  • oldest = oudst
  • online = aangesloten
  • palm = handpalm
  • palmistry = handlezen
  • personal = persoonlijk
  • personality = persoonlijkheid
  • plant = plant
  • pollution = vervuiling
  • position = ligging
  • postcard = ansichtkaart
  • pot = pot
  • to pour = schenken
  • power = macht
  • practical = praktisch
  • to predict = voorspellen
  • prediction = voorspelling
  • to reckon = denken
  • record company = platenmaatschappij
  • to recycle = recyclen / recycleren
  • reliable = betrouwbaar
  • to repair = repareren
  • robot = robot
  • rocket = raket
  • sad = verdrietig
  • scientist = wetenschapper
  • section = rubriek
  • shape = vorm
  • still = nog
  • storm = storm
  • sweater = trui
  • tape = geluidsband
  • tea = thee
  • teacup = theekopje
  • thousand = duizend
  • totally = volslagen
  • to trust = vertrouwen
  • useful = nuttig
  • view = mening
  • virtual = virtueel
  • weed = onkruid
  • to weigh = wegen
  • whenever = wanneer ook
  • wife = echtgenote
  • windy = winderig
  • wise = wijs
  • worker = arbeider
  • x-ray = röntgenfoto