- Engels Nederlands
- on/at/to = aan
- the special offer = aanbieding
- to put on = aantrekken
- potato = aardappel
- strawberry = aardbei
- to pay = afrekenen / betalen
- everything = alles
- pine-apple = ananas
- one and a half = anderhalf
- else/otherwise = anders
- endive = andijvie
- apple = appel
- bracelet = armband
- aspirin = aspirine
- baker = bakker
- bakery/baker’s shop = bakkerij
- banana = banaan
- bank/sofa = bank
- beige = beige
- to order = bestellen
- turn = beurt
- bra = bh
- beer = bier
- at/with/near = bij
- occasional table = bijzettafeltje
- blue = blauw
- tin = blik
- can = blikjehet
- flower = bloem
- flower shop/florist’s shop = bloemenzaak
- cauliflower = bloemkool
- blouse = blouse
- bookcase = boekenkast
- bun = bolletje
- shopping/message = boodschap
- bean = boontje
- drilling machine = boormachine
- butter = boter
- do-it-yourself shop = bouwmarkt
- to bring = brengen
- brie = brie
- letter = brief
- note = briefje
- trousers/pair of trousers = broek
- bread/loaf = brood
- roll/bun = broodje
- brown = bruin
- budget = budget
- desk = bureau
- tin/bus = bus
- small tin/small bus = busje
- cake = cake
- cd-rom = cdrom
- cd-player = cdpeler
- cement = cement
- saveloy = cervelaat
- jacket = colbert
- cash = contant
- croissant = croissant
- then/than = dan
- bed quilt cover = dekbedovertrek
- dark = donker
- box = doos
- small box = doosje
- thirst = dorst
- shower gel = douchecrème
- to wear = dragen
- sideboard = dressoir
- chemist = drogist
- chemist’s shop/drugstore = drogisterij
- grape = druif
- expensive = duur
- dvd-recorder = dvdrecorder
- dvd-player = dvdpeler
- just/once = eens
- dining table = eettafel
- egg = ei
- there = er
- arm-chair/easy chair = fauteuil
- nice/delicate = fijn
- flat/apartment building = flat
- small bottle = flesje
- raspberry = framboos
- pastry/cakes = gebak
- yellow = geel
- minced meat = gehakt
- cut/sliced = gesneden
- cheap = goedkoop
- gramme = gram
- grey = grijs
- green = groen
- greengrocer = groenteboer
- greengrocer’s shop = groentewinkel
- shoe heel = hak
- necklace = halsketting
- ham = ham
- hamburger = hamburger
- hammer = hamer
- towel = handdoek
- glove = handschoen
- to hang = hangen
- very = hartstikke
- delicious/very nice = heerlijk
- unfortunately = helaas
- to help = helpen
- him = hem
- them = hen
- hunger = honger
- high = hoog
- watch = horloge
- wood/timber = hout
- their = hun
- something = iets
- indeed = inderdaad
- interesting = interessant
- a pity = jammer
- gin = jenever
- young = jong
- you = jou
- dress = jurk
- jeweller = juwelier
- cheese shop = kaaswinkel
- calendar = kalender
- cherry = kers
- ketchup = ketchup
- choice = keus
- to look/to watch = kijken
- kilo = kilo
- chicken = kip
- fillet of chicken = kipfilet
- chicken bone = kippenbout
- chicken leg = kippenpoot
- customer = klant
- clothes = kleding / kleren
- clothes shop = kledingwinkel
- colour = kleur
- biscuit = koekje
- cool = koel
- to cook = koken
- cucumber = komkommer
- shopping evening = koopavond
- to cost = kosten
- costume/suit = kostuum
- cold = koud
- newspaper = krant
- currant bun = krentenbol
- head of lettuce = krop sla
- stool = kruk
- low = laag
- boot = laars
- chest of drawers = ladenkast
- lamb = lamsvlees
- long = lang
- laptop/notebook = laptop
- ugly = lelijk
- licht = licht
- light brown = lichtbruin
- lipstick = lipstift
- to walk = lopen
- but/only/just = maar
- measure/size = maat
- make-up = makeup
- mandarin = mandarijn
- market = markt
- milk = melk
- melon = meloen
- mister/sir = meneer
- menu = menu
- furniture shop = meubelzaak
- maybe/perhaps = misschien
- model = model
- beautiful = mooi
- sleeve = mouw
- mp3-player = mp3-speler
- of course/natural/naturally = natuurlijk
- waiter = ober
- moment = ogenblik
- all right = oké
- oil = olie
- underpants = onderbroek
- underwear = ondergoed
- about/approximately = ongeveer
- us = ons
- earring = oorbel
- orange = oranje / sinaasappel
- shirt = overhemd / shirt
- other side/opposite side = overkant
- pair = paar
- purple = paars
- package/packet = pak
- small packet = pakje
- slipper = pantoffel / slipper
- pepper = paprika
- to fit/to try on = passen
- pâté = pâté
- pear = peer
- glass of beer = pilsje
- pin card/money card = pinpas
- pizza = pizza
- plant = plant
- plaster = pleister
- plug = plug
- pound = pond
- port = port
- body shape/figure = postuur
- pot = pot
- small pot = potje
- leek = prei
- nice/pleasant = prettig
- printer = printer
- to try = proberen
- problem = probleem
- product = product
- pyjamas = pyjama
- bar = reep
- bill = rekening
- ring = ring
- skirt = rok
- roll = rol
- collared beef = rollade
- small roll = rolletje
- red = rood
- rose = roos
- rosé = rosé
- pink = roze
- beef = rundvlees
- salami = salami
- together = samen
- sandal = sandaal
- shoe = schoen
- shoe shop = schoenenzaak
- screw = schroef
- screwdriver = schroevendraaier
- dinner set = servies
- shampoo = shampoo
- shawl/scarf = sjaal
- salad/lettuce = sla
- butcher = slager
- butcher’s shop = slagerij
- whipped cream = slagroom
- pants = slipje
- to taste = smaken
- sock = sok
- spaghetti = spaghetti
- specially/special = speciaal
- toys = speelgoed
- nail = spijker
- jeans = spijkerbroek
- spinach = spinazie
- voice = stemmen
- silent/quiet = stil
- french loaf = stokbrood
- Dutch waffle with syrup = stroopwafel
- tie = stropdas
- sugar = suiker
- small bag = tasje / zakje
- tile = tegel
- thee = thee
- magazine = tijdschrift
- until/till = tot
- sweater/jersey = trui
- t-shirt = t-shirt
- tulip = tulp
- onion = ui
- pork = varkensvlees
- seller/salesman = verkoper
- fresh = vers
- waistcoat = vest
- meat = vlees
- slices of meat = vleeswaren
- to/before/in front of/for = voor
- refuse bag = vuilniszak
- what/how/some more = wat
- water = water
- toilet paper = wc-papier
- weekend = weekend
- weather = weer
- few/little = weinig
- whisky = whisky
- shop = winkel
- winter = winter
- white = wit
- saw = zaag
- soft = zacht
- bag = zak
- to say = zeggen
- sentence = zin
- sweet = zoet
- summer = zomer
- without = zonder
- black = zwart