- Duits Nederlands
- die Klimaanlage = de airco
- die Reiserücktrittskostenversicherung = de annuleringsverzekering
- die Badewanne = de badkuip
- erreichen = bereiken
- die Zahlungsart = de betalingswijze
- die Tätigkeit = activiteit bezigheid
- das Hallenbad = het binnenbad
- der Hauptbahnhof = het centraal station
- überprüfen = controleren
- das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
- zusätzlich = extra
- die Annehmlichkeiten = de faciliteiten
- gelungen = gelukt
- behindertengerecht = geschikt voor mensen met handicap
- die Unterschrift = de handtekening
- der Lärm = de herrie
- die Beschwerde = de klacht
- der Ausweis = de legitimatie
- der Kurs = cursus les
- das Nichtraucherzimmer = de niet-rokerskamer
- erforderlich = noodzakelijk
- die Erholung = de ontspanning
- die Aufgabe = taak opdracht
- die Abklärung = de opheldering
- das Handgelenk = de pols
- die Postleitzahl (PLZ) = de postcode
- der Grund = de reden
- klingeln = rinkelen
- das Rudern = het roeien
- der Orangensaft = het sinaasappelsap
- schmutzig = vies smerig
- die Bewerbungsunterlage = het sollicitatiedocument
- buchstabieren = spellen
- der Muskel = de spier
- die Bahn = de spoorweg
- die Gartenseite = de tuinkant
- das Doppelzimmer = de tweepersoonskamer
- reichhaltig = uitgebreid
- die Uhr = het uur
- der Stock = de verdieping
- die Stadterkundung = het verkennen van de stad
- der Unterschied = het verschil
- die Verspätung = de vertraging
- entfernt = verwijderd
- anfallend = voorkomend
- das Segeln = het zeilen
- sich kümmern um = zorgen voor