Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Duits Nederlands
  • jobben = een bijbaantje hebben
  • Regale füllen = vakken vullen
  • das Taschengeld = het zakgeld
  • der Führerschein = het rijbewijs
  • der Bio-Laden = de winkel met biologische producten
  • ausschließlich = uitsluitend
  • umweltfreundlich = milieuvriendelijk
  • nicht nur … sondern auch = niet alleen … maar ook
  • das Futter = het voer
  • kriegen = krijgen
  • überlegen = nadenken
  • loswerden = kwijtraken / afkomen van / kwijtraken, afkomen van
  • eine Weile = een tijdje
  • die Aushilfe = de invalkracht
  • im Stich lassen = in de steek laten
  • die Lehre = de beroepsopleiding
  • loben = loven / prijzen / loven, prijzen
  • einen Termin ausmachen = een afspraak maken
  • das Vorstellungsgespräch = het sollicitatiegesprek
  • der Schulabschluss = het schooldiploma
  • der Realschulabschluss = het havodiploma
  • die Ausbildung = de opleiding
  • sich bewerben = solliciteren
  • das Abitur = het vwo-diploma
  • irgendwas = iets
  • der Schülerjob = het bijbaantje