- Duits Nederlands
- der Anspruch = het recht
- der Aufenthalt = het verblijf
- der Schwindel = de duizeligheid
- beantragen = aanvragen
- erforderlich = vereist
- fördern = ondersteunen
- sich kümmern um = zorgen voor
- nachweisen = aantonen
- sich entpuppen als = blijken te zijn
- reichen = voldoende zijn
- ausgiebig = uitgebreid
- herkömmlich = traditioneel
- irgendwann = ooit
- die Veranstaltung = de manifestatie
- die Grundlage = de basis
- die Verfassung = de grondwet
- sich etwas zutrauen = aandurven
- beteuern = verzekeren
- hervorgehen = blijken
- künftig = in de toekomst
- rar gesät sein = schaars zijn