- Duits Nederlands
- dreckig = vuil
- das Ergebnis = het resultaat
- erlauben = toestaan
- gerade = net
- die Hilfe = de hulp
- der Müll = het vuilnis
- putzen = schoonmaken
- wecken = wakker maken
- das Fenster = het raam
- leer = leeg
- die Möbel = de meubels
- die Sachen = de spullen
- der Schlüssel = de sleutel
- versuchen = proberen
- die Wand = de muur
- wenn = als
- die Eintrittskarte = het entreekaartje
- es gibt = er is
- früher = vroeger
- die Führung = de rondleiding
- heiraten = trouwen
- die Heizung = de verwarming
- das Schloss = het kasteel
- die Sehenswürdigkeit = de bezienswaardigheid
- ab = vanaf
- hell = licht
- die Miete = de huur
- nah = dichtbij
- sondern = maar
- der Stock = de etage
- vermieten = verhuren
- der Wald = het bos