DE
NL
FR
DE
ES
IT
Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Duits
Malmberg
Na Klar!
Na Klar3-5v
Naklar3-5v-K1-DN ->
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Duits
Nederlands
ähneln
=
lijken op
beschleunigen
=
versnellen
durchschnittlich
=
gemiddeld
enthalten
=
bevatten
das Ergebnis
=
het resultaat
die Ernährung
=
de voeding / het voedsel
erwachsen
=
volwassen
der Körper
=
het lichaam
langfristig
=
op de lange duur / op lange termijn
die Magersucht
=
de anorexia nervosa
die Periode bekommen
=
menstrueren / ongesteld worden
die Umwelt
=
het milieu / de omgeving
unbequem
=
ongemakkelijk / oncomfortabel
verwenden
=
gebruiken
das Wachstum
=
de groei
abdrücken
=
de trekker overhalen / schieten
anstehen
=
op het programma staan
belegt
=
aangetoond / bewezen
der Dreck
=
het vuil / de troep
durchhalten
=
volhouden
erblich
=
erfelijk
massiv
=
zwaar / massief
putzen
=
schoonmaken
rechtzeitig
=
op tijd
sauber
=
schoon
spinnen
=
gek zijn
stoppen
=
de tijd opnemen / klokken / de tijd stopzetten
die Verhaltenstherapie
=
de gedragstherapie
verschenken
=
verspelen / cadeau doen
verstehbar
=
te begrijpen / begrijpelijk
die Zwangsstörung
=
de neurose
beliebig
=
willekeurig
die Beratung
=
het advies
die Binsenwahrheit
=
de waarheid als een koe
der Bittsteller
=
de bedelaar
eklatant
=
opvallend
die Erklärung
=
de verklaring
erziehen
=
opvoeden
fad
=
vervelend
klar
=
duidelijk
straucheln
=
struikelen
verhätschelt
=
verwend
verschämt
=
beschaamd
wählen
=
kiezen
Angaben
=
de gegevens
angeblich
=
naar men zegt / zogenaamd
derzeit
=
tegenwoordig / momenteel / op dit moment
entrichten
=
betalen
die Entzündung
=
de ontsteking
erheblich
=
aanzienlijk / behoorlijk
ernähren
=
voeden
der Rüssel
=
de slurf
die Scheibe
=
het raampje
unheimlich
=
eng / griezelig
wachsen
=
groeien
winzig
=
klein
zertrümmern
=
vernielen
zusätzlich
=
extra
die Zuwanderung
=
de immigratie
das Abendbrot
=
het avondeten
ändern
=
veranderen
einleuchtend
=
overtuigend
entscheiden
=
beslissen
die Gegenleistung
=
de tegenprestatie
gründen
=
oprichten / stichten
die Kluft
=
de tegenstelling / de kloof
kündigen
=
opzeggen
missfallen
=
storen
Obdachlose
=
de daklozen
pflegen
=
verzorgen / verplegen
stimmen
=
kloppen
tauschen
=
ruilen
die Trennung
=
de scheiding
verzichten auf
=
afzien van
die Abfahrt
=
het vertrek / de afdaling
abseits
=
naast
auslösen
=
teweegbrengen / veroorzaken
der Bereich
=
het gebied / het terrein
erforderlich
=
noodzakelijk
falls
=
indien / als
der Führer
=
de gids / de leider
das Gelände
=
het terrein
das Gerät
=
het apparaat
der Hang
=
de helling / de berghelling
orten
=
plaats bepalen
die Schaufel
=
de schep
schützen
=
beschermen
sich verhalten
=
zich gedragen
verletzt
=
gewond
verringern
=
verminderen
verschütten
=
bedelven
annäherend
=
bij benadering
die Bestechlichkeit
=
de corruptie
erliegen
=
bezwijken
erzielen
=
bereiken
freilich
=
natuurlijk / zeker
generell
=
in het algemeen
der Gerechte
=
de rechtvaardige
der Gewinn
=
de winst
das Gewissen
=
het geweten
die Nachfrage
=
de vraag
plazieren
=
plaatsen
der Schund
=
de rommel / de troep
Unzulänglichkeiten
=
de onvolkomenheden
die Versuchung
=
de verleiding
windig
=
onbetrouwbaar
aufzeichnen
=
opnemen
ausgefallen
=
origineel / apart
beglücken
=
gelukkig maken
die Bühne
=
het toneel
erstaunlich
=
verbazingwekkend
fähig sein
=
in staat zijn
der Führerschein
=
het rijbewijs
das Hirn
=
de hersenen / het brein / de hersens
jedesmal
=
elke keer
jeweilig
=
van het ogenblik / momenteel
rückwärts
=
achteruit
die Veranstaltung
=
de bijeenkomst / manifestatie
die Zauberei
=
de tovenarij
ziehen
=
trekken
der Zungenbrecher
=
het moeilijk uit te spreken woord
ähnlich
=
erop lijkend / vergelijkbaar
außerdem
=
bovendien / ook nog
einstufen
=
indelen
erzeugen
=
opwekken
die Gier
=
de begeerte / de hebzucht
körperlich
=
lichamelijk
nachweisen
=
aantonen / bewijzen
spüren
=
voelen
die Tafel
=
de reep chocolade
der Zucker
=
de suiker