Wozzol

Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.

  • Duits Nederlands
  • sich treffen = ontmoeten / afspreken
  • klingeln = aan de deur bellen
  • zahlen = betalen
  • töten = doden
  • erledigen = doen / uitvoeren / afwerken
  • benutzen / gebrauchen = gebruiken
  • hoffen = hopen
  • kochen = koken
  • aufräumen = opruimen
  • (einen Job) kündigen = (een job) opzeggen / ontslag geven
  • schlagen = slaan / verslaan
  • spielen = spelen
  • fernsehen = TV kijken
  • einladen = uitnodigen
  • ausziehen = uittrekken
  • gewinnen = winnen
  • weiterhin = zoals vroeger / zoals voorheen
  • woher = waar…vandaan?
  • wohin = waarheen?/ waar naartoe?