Spaans : Nederlands montar en bicicleta = fietsen el coro = het koor el hermano = de broer la hermana = de  zus al aire libre = in de open lucht el alemán = het Duits radiofónico = radio- finalizar = afgelopen zijn a lo largo de = gedurende relacionado = die te maken hebben met el kilómetro = de kilometer cada día = elke dag cada = elke municipal = gemeentelijk desde luego = natuurlijk el deportista = de sporter la deportista = de sportster acompañar = meegaan met el estudio = de studio tan ... como = net zo ... als entre semana = door de week en mi opinión = naar mijn mening la opinión = de mening el futuro = de toekomst la participación = de deelname ensayar = repeteren de momento = op dit moment agradecer = bedanken