Spaans : Nederlands
el corazón = het hart
la moneda = de munt / de munteenheid
económico = economisch
la población económicamente activa = de beroepsbevolking
el sector = de sector
la industria = de industrie
los servicios = de dienstensector
el ingreso = het inkomen
el ingreso medio por mes = het gemiddelde maandinkomen
geográfico = geografisch
la selva = het woud / het oerwoud
amazónico = van de Amazone / uit de Amazone
caluroso = warm
húmedo = vochtig
recorrer = doorkruisen
navegable = bevaarbaar
la Amazonía peruana = het Peruaanse regenwoud
la canoa = de kano
el medio de transporte = het vervoermiddel
seco = droog
a pesar de = ondanks
ya que = aangezien / omdat
arqueológico = archeologisch
el andinismo = het bergbeklimmen
hacer andinismo = de bergsport beoefenen
el peruano = de Peruaan
la peruana = de Peruaanse
el departamento = de provincie / het district
inmigrar = immigreren
el marisco = het schaaldier / het schelpdier
la dieta = de voeding / het voedsel
costeño = van de kust
la longitud = de lengte
extrañar = zich verbazen over / vreemd vinden
¡No es de extrañar! = Dat is niet verwonderlijk!
la exportación = de export
por un lado = aan de ene kant
por otro lado = aan de andere kant
el mineral = het mineraal
el cobre = het koper
el petróleo = de aardolie
agrícola = landbouw-
el espárrago = de asperge
importar = importeren / invoeren
el combustible = de brandstof
el trigo = de tarwe
la edad = de leeftijd
la edad media = de gemiddelde leeftijd
colonial = koloniaal
las salchipapas = patat met worstjes
el ají = de rode peper / de rodepepersaus
la lengua materna = de moedertaal
no obstante = echter / toch