Engels : Nederlands
I was born in ... = Ik ben geboren in ...
My birthday is the ... = Mijn verjaardag is op de ...
I have lived in ... all my life / for 4 years now. = Ik woon al mijn hele leven / 4 jaar in ...
I don't have any siblings. = Ik heb geen broertjes of zusjes.
My parents divorced when I was ... = Mijn ouders zijn gescheiden toen ik ... was.
I live in a semi-detached house. = Ik woon in een twee-onder-een-kap woning.
I go to the ... college. = Ik ga naar het ... college.
I like listening to pop music. = Ik luister graag naar popmuziek.
I don't practise any sports. = Ik doe niet aan sport.
In my pastime I like to ... = In mijn vrije tijd ga ik graag ...
I work at ... during the weekends. = Ik werk in de weekenden bij ...
I am going to study at a nursing school next year. = Ik ga volgend jaar de opleiding verpleegkunde doen.
I would like to study ... = Ik zou graag ... studeren.
I would like to become a ... = Ik zou graag ... worden. / Ik wil graag ... worden.
My mother also works as a ... = Mijn moeder werkt ook als ...
I'm interested in ... = Ik ben geïnteresseerd in ...
I think it will be easy / difficult / fun, because ... = Ik denk dat het makkelijk / moeilijk / leuk zal zijn, want ...
I'm good at ... = Ik ben goed in ...
I like ... = Ik houd van ...
I'm looking forward to ... = Ik verheug me op ...
In my opinion, ... = Naar mijn mening ...
If you ask me, ... = Als je het mij vraagt ...
Personally, ... = Persoonlijk ...
As far as I'm concerned, ... = Wat mij betreft ...
You know what I think? ... = Weet je wat ik denk? ...
If you don't mind me saying, ... = Als je het niet erg vindt dat ik het zeg ...
The way I see it, ... = Zoals ik het zie ...
To my mind, ... = Naar mijn idee ...
Frankly, I think ... = Eerlijk gezegd vind ik ...
I'm against ... = Ik ben tegen ...
I'm for ... = Ik ben voor ...