Duits : Nederlands
hinter = achter
hinten = achteraan
letzten Monat = afgelopen maand
schon = al
nur / nur noch = alleen maar
nur noch = alleen nog
wenn = als
bitte = alstublieft (als je iets geeft)
immer = altijd
anfangen = beginnen
fast = bijna
zum Beispiel = bijvoorbeeld
besonders = bijzonder
außerdem = bovendien
dort = daar
darum = daarom
das war es = dat was het
die Sprache = de taal
dauern = duren
also = dus
eins = één (getal)
ein bisschen = een beetje
zuerst = eerst
Guten Appetit = eet smakelijk
jeden Tag = elke dag