Duits : Nederlands
aufregend = opwindend
ausgehen = uitgaan
außer = behalve
bekannt = bekend
besser = beter
doch = toch, immers
einmal, zweimal = een keer, twee keer
dreimal, viermal = drie keer, vier keer
empfehlen = aanraden
die Flöte = de fluit
die Flöten = de fluiten
früh = vroeg
die Geige = de viool
die Geigen = de violen
die Gitarre = de gitaar
die Gitarren = de gitaren
hoffen = hopen
das Klavier = de piano
das Konzert, -e = het concert
die Konzerte = de concerten
mal = eens, even, keer
mitnehmen = meenemen
meinen = vinden, denken, bedoelen
im Moment = op het moment
nennen = noemen
noch = nog
sagen = zeggen
das Schlagzeug = het drumstel
spät = laat
stattfinden = plaatsvinden
die Stimmung = de sfeer
tanzen = dansen
teilnehmen = deelnemen
die Veranstaltung = het evenement
die Veranstaltungen = de evenementen
der Vorschlag = het voorstel
die Vorschläge = de voorstellen
wenn = als, indien
wirklich = werkelijk, echt