Duits : Nederlands achten = letten op ausgeprägt = uitgesproken berühren = aanraken das Attentat = de aanslag das Jahrzehnt = het decennium (10 jaar) das Vorhaben = het plan der Felsen = de rots der Ort = de plaats der Vertreter = de vertegenwoordiger die Einzelheit = het detail die Heilung = de genezing die Praxis = de praktijk die Unterlagen = de documenten durchschnittlich = gemiddeld erlauben = toestaan faulenzen = luieren gestalten = vormgeven hochladen = uploaden krank = ziek neidisch = jaloers schildern = beschrijven sich einigen = het eens worden speichern = opslaan überflüssig = overbodig verzeihen = vergeven ziemlich = behoorlijk