Duits : Nederlands
das Medium = het medium
das Problem = het probleem
fast = bijna
Ich bin fast 16. = Ik ben bijna 16.
schrecklich = verschrikkelijk
helfen = helpen
fleißig = ijverig
die Pflicht = de plicht
müssen = moeten
das Zimmer aufräumen = de kamer opruimen
das Terrarium = het terrarium
putzen = poetsen
das Auto = de auto
waschen = wassen
pünktlich = stipt
dürfen = mogen
Ich darf abends nicht ausgehen. = Ik mag ’s avonds niet uitgaan.
abends = ’s avonds
ausgehen = uitgaan
das Moped = de brommer
Moped fahren = brommer rijden
rauchen = roken
einladen = uitnodigen
das Mofa = de snorfiets
Mofa fahren = snorfiets rijden
das Recht = het recht
die Disko = de disco
in die Disko gehen = naar de disco gaan
das Kindr = het kind
unter 14 = onder de 14
der Erwachsene = de volwassene
ab 15 = vanaf 15
bis 22 Uhr = tot tien uur ’s avonds
erlaubt = toegestaan
Das ist nicht erlaubt. = Dat is niet toegestaan.
Ich muss viel lernen. = Ik moet veel leren.
das Aquarium = het aquarium
die Diskussion = de discussie
Flöte spielen = fluitspelen
Gymnastik machen = gymmen
stricken = breien
die DVD = de dvd