Duits : Nederlands der Kleiderschrank = de kledingkast der Umkleideraum = de kleedkamer das Zimmer = de kamer das Top = de top der Pullover = de trui das Kleidr = de jurk der Jogginganzug = het joggingpak die Jeans = de spijkerbroek das Hemd = de bloes die Kette = de ketting die Sporttasche = de sporttas der Turnschuh = de gymschoen die Farbe = de kleur das Kleidungsstück = het kledingstuk gelb = geel rot = rood grün = groen braun = bruin blau = blauw weiß = wit orange = oranje lila = paars rosa = roze grau = grijs schwarz = zwart bequem = makkelijk von = van das T-Shirt von Moritz = het T-shirt van Moritz schön = mooi witzig = grappig originell = origineel