Duits : Nederlands
für jeden = voor iedereen
zuhause = thuis
mitbringen = meenemen
der Koffer = de koffer
seit wann = sinds wanneer
wieso = hoezo
hilf mit = help mee
helft alle mit = help allemaal mee
Pass auf! = Pas op! / Kijk uit!
ich darf = ik mag
ihr seid = jullie zijn
der Zug = de trein
die Züge = de treinen
runterbringen = naar beneden brengen
aufgeben = opgeven
der Saustall = de zwijnenstal / de bende
mein lieber Schatz = mijn lieve schat
komm zu mir = kom bij me
gewusst = geweten
wissen = weten
die Kamera = de camera
angetan = aangedaan