Duits : Nederlands
persönlich = persoonlijk
festlegen = vastleggen
die Verwendung, der Gebrauch = het gebruik
umgekehrt = omgekeerd
die Leerzeile = de witregel
die Anrede = de aanhef
die Einteilung = de indeling
der Absatz = hier: de alinea
der Gruß = de groet
die Glückwünsche = de felicitaties
der Gutschein = de bon, de waardebon, de tegoedbon
Schade. = Jammer.
Mitternacht = middernacht
überraschen = verrassen
die Ausfahrt = hier: het uitstapje
begleiten = begeleiden
sich aussuchen, wählen = kiezen
die Gelegenheit = de gelegenheid
besichtigen, sich ansehen = bekijken
der Empfang = de ontvangst
die Führung = hier: de rondleiding
beeindruckt sein = onder de indruk zijn
die Gründung = de oprichting
sich revanchieren = iets terugdoen
die Zusammenarbeit = de samenwerking
der Bürokaufmann, die Bürokauffrau = ongeveer: de administratief medewerker
das Dankesschreiben, das Dankschreiben = de bedankbrief
sich bewerben = solliciteren
der Bewerber = de sollicitant
insbesondere = in het bijzonder