Frans : Nederlands
démontrer = bewijzen
la consommation = de consumptie
l’énergie renouvelable = de duurzame energie
le pétrole = de olie
le charbon = de steenkool
le gaspillage = de verspilling
la pollution = de vervuiling
l’énergie solaire = de zonne-energie
une éolienne = een windmolen
le gaz naturel = het aardgas
le déchet = het afval
l’effet de serre = het broeikaseffect
la glace polaire = het poolijs
le transport = het vervoer
stocker = opslaan
propre = schoon
fondre = smelten
engendrer = veroorzaken
Ce n’est pas vrai ! = Dat is niet waar!
Il y a bien des facteurs = Er zijn heel wat factoren
La conséquence en est que = Het gevolg ervan is dat
Le climat se réchauffe. = Het klimaat wordt warmer.
Ne t’en fais pas. = Maak je niet druk.
Qu’est-ce que tu racontes ? = Wat vertel je nu?
Il faut agir maintenant ! = We moeten nu iets doen!
Il faut que nous changions notre manière de vivre. = Wij moeten onze manier van leven veranderen.
le soir = ’s avonds
être chargé de = belast zijn met
sensibiliser à = bewust maken van
avoir l’occasion de = de gelegenheid hebben om
être efficace = doeltreffend zijn
un seau = een emmer
le but = het doel
quoi qu’il en soit = hoe het ook zij
engagé = maatschappelijk betrokken
sans doute = ongetwijfeld
accueillir = ontvangen
s’investir dans = zich inzetten voor
en vain = tevergeefs
Cela nous a pris énormément de temps. = Dat heeft ons zeer veel tijd gekost.
offrir la possibilité de = de kans geven om
les droits des enfants = de rechten van kinderen
changer les choses = dingen veranderen
passer une soirée = een avond doorbrengen
ouvrir une porte = een deur openen
tout au long de la soirée = gedurende de hele avond
l’événement le plus important = het belangrijkste evenement
Je me souviens bien que = Ik herinner mij nog goed dat
Bienvenue sur mon blog. = Welkom op mijn blog.
Nous avons tenté de = Wij hebben geprobeerd om te