Frans : Nederlands presque = bijna le peuple = het volk sur la côte = aan de kust la pêche = het vissen la tempête = de storm mesurer = meten se réveiller = ontwaken un serpent = een slang une annonce = een advertentie climatisé = met airconditioning le drap de bain = het badlaken le séjour = het verblijf confirmer = bevestigen convenir = afspreken remettre = overhandigen faire savoir = laten weten salé = zout attraper un coup de soleil = verbranden la cascade = de waterval raide = steil le rêve = de droom avoir besoin de = nodig hebben le chef cuisinier = de chef-kok quand même = toch préférer = de voorkeur geven aan la plongée sous-marine = diepzeeduiken suggérer = voorstellen, opperen l'esclavage = de slavernij le rhum = de rum tellement = zoveel