un frère une soeur la langue
la copine / l'amie ma valise j’ai mis
remplacer chaque semaine passer
en ville porter faire des courses
acheter Pourquoi? parce que
le jour tôt Il fait beau!
rester vite l’après-midi
la grand-mère demander une heure
les devoirs un enfant une robe
de taal een zus een broer
ik heb gelegd mijn koffer de vriendin
langsgaan iedere week vervangen
boodschappen doen dragen naar de stad
omdat Waarom? kopen
Het is mooi weer! vroeg de dag
de middag snel blijven
een uur vragen de grootmoeder
een jurk een kind het huiswerk
court / courte le soir donner
le grand-père content / contente commander
en ligne / sur Internet bon marché un blouson
le vendeur je regrette trop
cher / chère
geven s avonds kort
bestellen blij de grootvader
een jack goedkoop op internet
te het spijt me de verkoper
duur