Frans : Nederlands la buvette = de bar J’ai pas envie! = Ik heb geen zin! j’ai oublié = ik ben vergeten en calcul = in rekenen se lever tôt = vroeg opstaan Il fait froid. = Het is koud. avant le repas = voor de maaltijd pas de portable = geen mobieltje deux heures de colle = twee uur nablijven on répète = we repeteren comme d’habitude = zoals gewoonlijk la répét = de repetitie Jouons! = Laten we gaan spelen! / Laten we spelen! soudain = plotseling les gars = de jongens Vous ouvrez …? = Openen jullie …? La porte est ouverte. = De deur is open. le matin = ‘s ochtends une belle guitare = een mooie gitaar chez son prof de chant = bij haar zangleraar enregistrer = opnemen chaque soir = iedere avond ils crient = ze schreeuwen le groupe vend = de groep verkoopt nul / nulle = waardeloos Tu peux m’aider? = Kun je me helpen? le contrôle = de overhoring Quel jour? = Welke dag? une bonne idée = een goed idee chercher = zoeken Dépêche-toi! = Haast je! / Schiet op! on va ensemble = we gaan samen on arrive = we komen aan