Frans : Nederlands remplacer = vervangen boulonner = keihard werken la bouffe = het eten s'éclater = zich uitleven diffuser = uitzenden apprendre = leren le ménage = het huishouden nourrir = voeden loger = huisvesten en fait = in feite exploiter = uitbuiten l'esclavage = de slavernij un chéquier = een chequeboek la monnaie = het muntgeld un billet / un billet de banque = een bankbiljet / een biljet un distributeur de billets = een geldautomaat une carte bancaire = een bankkaart une carte bleue = een pinpas faire la cuisine = koken la vaisselle = de vaat bon courage! = sterkte! certainement = zeker