Frans : Nederlands le goût = de smaak le son = het geluid maigrir = vermageren / afvallen avoir bonne mine = er goed uitzien le câble = de kabel la chemise = het overhemd la cravate = de stropdas se dépêcher = zich haasten un achat = een aankoop le pois = de stip avoir le sens de = gevoel hebben voor mince = slank exagérer = overdrijven la source = de bron le lecteur = de lezer la lectrice = de lezeres le cuir = het leer commander = bestellen suivre = volgen surveiller = letten op les soldes = de uitverkoop une folie = een dwaasheid