je vais aller je fais
faire je peux pouvoir
je veux vouloir oui
non toi comme
ici chez lui
là-bas ne…rien par
alors maintenant autre
bon-bonne ou très
ik maak / ik doe gaan ik ga
kunnen / mogen ik kan / ik mag maken / doen
ja willen ik wil
zoals jij / jou nee
hem / haar bij / naar hier
door niets daar
andere nu dan
erg of goed / lekker