Frans : Nederlands
vu que = aangezien / daar
le réflexe = de reflex
forcément = noodzakelijkerwijs
gai = vrolijk
gaie = vrolijk
étant donné que = omdat / gezien het feit dat
guérir = genezen
l'optimiste = de optimist
Un malheur ne vient jamais seul. = Een ongeluk komt zelden alleen.
le proverbe = het spreekwoord
introduire = inleiden