Frans : Nederlands
visuel = gezichts- / visueel
visuelle = gezichts- / visueel
auditif = gehoor- / hoor- / auditief
auditive = gehoor- / hoor- / auditief
l'odorat = de reuk / de reukzin
le goût = de smaak (zintuig) / de smaak / de geur
renaître = herleven
affective = gevoels- / affectief
affectif = gevoels- / affectief
lointain = ver
lointaine = ver
la madeleine = de madeleine (soort cakeje)
tremper = dopen
l'odeur = de geur
la vue = het gezicht / het gezichtsvermogen
l'ouïe = het gehoor
le toucher = de tastzin
l'organe = het orgaan
sentir le poisson = naar vis ruiken
amer = bitter
amère = bitter