Frans : Nederlands l’accident (m) = het ongeluk en bas = beneden casser = breken attendre = wachten op le secouriste = de EHBO'er, de hulpverlener transporter = vervoeren l’hôpital (m) = het ziekenhuis les dents (v mv) = de tanden guérir = genezen refuser = weigeren le dentiste = de tandarts quand même = toch faire mal = pijn doen la peur = de angst le conseil = de raad mieux = beter