Frans : Nederlands le temps = de tijd passer = doorbrengen être en ligne = online zijn discuter = praten, chatten la réponse = het antwoord vivre = leven sans = zonder malheureusement = helaas envoyer = sturen, versturen la carte postale = de ansichtkaart le timbre = de postzegel personnel, personnelle = persoonlijk dernier, dernière = laatste, nieuwste vieux, vieille = oud la mémoire = het geheugen plein = vol