la carte Navigo être pressé j’ouvre (ouvrir)
le voyageur simple l’escalator (m)
de rien tard être en retard
tellement le distributeur (automatique) la carte bancaire
avoir envie de bonne idée j’en ai marre
pauvre le trajet le pont
le carrefour le rond-point
ik open (openen) haast hebben de OV-chipkaart (omgeving Parijs)
de roltrap eenvoudig de reiziger
te laat zijn laat geen dank
de bankpas de kaartjesautomaat zo
ik ben het zat goed idee zin hebben om
de brug het traject arme
de rotonde het kruispunt