Frans : Nederlands la salle à manger = de eetkamer le supermarché = de supermarkt malheureusement = jammer genoeg la vue = het uitzicht calme = rustig demain = morgen passer = doorbrengen le rez-de-chaussée = de begane grond la villa = de villa le grenier = de zolder le four = de oven le frigo = de koelkast le rêve = de droom elle décrit (décrire) = zij beschrijft (beschrijven) le chat = de kat le toboggan = de glijbaan le cheval = het paard la pharmacie = de apotheek bien sûr = natuurlijk au fond = achterin le lac = het meer le poisson = de vis le produit = het product gagner = winnen extraordinaire = fantastisch