Frans : Nederlands proposer = aanbieden bébé = de baby visite = het bezoek entrer = binnenkomen au-dessus = boven boire = drinken avoir = hebben petit = klein café = de koffie amusant = leuk facile = makkelijk maman = mama accompagner = meegaan lait = de melk prendre = nemen âge = oud papa = papa fantastique = prima dormir = slapen sucre = de suiker thé = de thee eau = het water soi-même = zelf voir = zien être assis = zitten