Spaans : Nederlands
aterrizar = landen
calcular = berekenen
la condición = de voorwaarde
despegar = opstijgen
encargar = bestellen
posarse = neerkomen
presupuestar = begroten
descender = dalen
temporalmente = tijdelijk
la torre de control = de verkeerstoren
la compañía de barco = de scheepvaartmaatschappij
la compañía de ferrocarril = de spoorwegmaatschappij
la línea aérea = de luchtvaartmaatschappij
el mapamundi = de wereldkaart
planificar = plannen
el seguro médico = de ziektekostenverzekering
la utilidad = het nut
la vacuna = het vaccin