en autonomie le taux se fier à
compatible vérifier l’accompagnateur
la voie être déterminé à réchauffer
accomplir le brouillard le sang
le bouton l’appareil surmonter quelque chose
diminuer élevé incapable
le tuyau la conquête la victoire
l’effort perdre connaissance la piqûre
se rendre compte entreprendre le temps se gâte
vertrouwen op het gehalte zelfstandig
de begeleider controleren bij elkaar passend
opwarmen vastbesloten zijn om de weg
het bloed de mist voltooien / uitvoeren
iets overwinnen het apparaat de knop
niet in staat hoog verminderen
de overwinning de verovering het buisje
de injectie / de prik flauwvallen de moeite / de inspanning
het weer verslechtert ondernemen zich realiseren
l’ascension gérer le refuge
l’anémie l’asthme la crise cardiaque
attraper un rhume souffrir de le cancer
de berghut regelen / beheersen de beklimming
de hartaanval de astma de bloedarmoede
de kanker lijden aan een verkoudheid oplopen