Frans : Nederlands malheureusement = helaas l’herbe = het gras autoriser = toestaan au début = in het begin l’endroit = de plek le degré = de graad l’ouverture = de opening la bande = de groep la serviette = de handdoek l’attente = het wachten le déjeuner = de lunch rigoler = lol hebben / maken inoubliable = onvergetelijk le toboggan = de glijbaan aucune = geen enkele le goût = de smaak la foule = de menigte sauvage = wild vaste = uitgestrekt l’espace = de ruimte médiocre = middelmatig la pelouse = het grasveld à cause de = vanwege la vague = de golf l’opinion = de mening être d’accord = het eens zijn selon moi = volgens mij détester = haten / een hekel hebben aan croire = geloven pour = voor contre = tegen penser = denken sûr / certain = zeker plaire = bevallen / leuk vinden préférer = liever willen / de voorkeur geven aan aucun = geen enkel