la belle-fille pour de bon le funérarium
différer garder quelqu’un l’infirmière
se mêler de être couché défaire les valises
le détour essuyer ne … pas non plus
la personne âgée faire de la peine à quelqu’un la crise cardiaque
être grièvement blessé se faire opérer les urgences
passer une radio le chirurgien gâcher
s’étirer la notice relâcher
aborder la pression faire de son mieux
l’adepte le doute j’y arrive
het rouwcentrum / het mortuarium echt / werkelijk de schoondochter
de verpleegkundige op iemand passen uitstellen
de koffers uitpakken in bed liggen zich bemoeien met
ook niet afvegen / wegvegen de omweg
de hartaanval iemand verdriet doen de oudere
de spoedeisende hulp geopereerd worden ernstig gewond zijn
bederven / verpesten de chirurg een röntgenfoto laten maken
ontspannen de bijsluiter zich uitrekken
zijn best doen de druk aanspreken
het lukt me de twijfel de aanhanger / de liefhebber
la respiration gérable rendre des services
trier le coup bâiller
s’accélérer la cata / la catastrophe paralyser
l’alimentation inspirer l’esprit
le réveil les effets secondaires avoir de la fièvre
le traitement vomir attraper un rhume
l’ordonnance accro la paille
mou molle malin
gras au moins fait que
insuffisant le doigt se rendre compte
van dienst zijn / te pas komen beheersbaar de ademhaling
gapen de slag scheiden
verlammen de ramp versnellen
de geest inademen de voeding
koorts hebben bijwerkingen de wekker
een verkoudheid oplopen overgeven de behandeling
het rietje verslaafd aan / verslaafd het recept
slim slap zacht
zorgt ervoor dat minstens vet
zich realiseren de vinger onvoldoende
sain la sensation lent
l’emballage se précipiter la graisse
même le cerveau la santé
empêcher l’endroit régner
le pain complet se régaler avaler
savoureux la malbouffe grignoter
dégoûtant bouffer le four
diriger le cuisinier surgeler
prononcer la recommandation le pédiatre
distribuer prétendre par contre
langzaam het gevoel / de gewaarwording gezond
het vet zich haasten de verpakking
de gezondheid de hersenen zelfs
heersen de plaats tegenhouden / weerhouden
snel iets eten genieten / smullen het volkorenbrood
knabbelen het ongezonde eten heerlijk
de oven eten vies
invriezen de kok leiden
de kinderarts de aanbeveling uitspreken
daarentegen beweren bezorgen / uitdelen
le goût réchauffer les pouvoirs publics
coller coïncider étonnant
l’estomac stocker échapper à
la commune refroidir supplémentaire
la adresse représenter la cuillère
la nappe l’assiette le couteau
la fourchette la tasse la fracture
l’ennui soulever consacrer à
le coude prometteur à première vue
la douleur petit à petit surcharger
de overheid opwarmen de smaak
verbazingwekkend samenvallen plakken
ontkomen aan opslaan de maag
aanvullend afkoelen / koelen de gemeente
de lepel vertegenwoordigen de handigheid
het mes het bord het tafelkleed
de breuk het kopje de vork
besteden aan optillen de verveling
op het eerste gezicht veelbelovend de elleboog
overbelasten langzaamaan de pijn
prescrire le trouble de rien
alterner le produit laitier équilibré
contribuer à le carton se porter bien
se porter mal le végétarien le remède
éviter s’étendre le dos
le poignet la poitrine le cou
la cheville le genou la maladresse
geen dank het probleem voorschrijven
evenwichtig / uitgebalanceerd het zuivelproduct afwisselen
het goed maken de doos bijdragen aan
het middel de vegetariër het slecht maken
de rug zich uitbreiden / zich uitstrekken vermijden
de nek de borst de pols
de onhandigheid de knie de enkel