Frans : Nederlands le coiffeur = de kapper le libraire = de boekhandelaar épouser = trouwen un enlèvement = een ontvoering déshabiller = uitkleden le masque = het masker actuellement = nu, op dit moment / nu / op dit moment sauver = redden la détresse = de tegenspoed, de wanhoop / de tegenspoed / de wanhoop torride = opwindend la baguette magique = het toverstokje basculer = omslaan le destin = het lot aveugle = blind la terre = de aarde cocu = sukkel quoi qu’il arrive = wat er ook gebeurt une alliance = een trouwring, een verbintenis / een trouwring / een verbintenis fuir = vluchten soyez vous-même = wees uzelf taper = drukken, toetsen / drukken / toetsen le conseiller = de adviseur la coupe de cheveux = het kapsel joyeusement = vrolijk, met plezier / vrolijk / met plezier le bonheur = het geluk le rêve = de droom