Frans : Nederlands louer = huren le chemin = de weg confirmer = bevestigen éclatant = overweldigend améliorer = verbeteren quant à = wat ... betreft / wat betreft joindre = voegen bij se rencontrer = elkaar ontmoeten toutefois = in ieder geval s'ennuyer = zich vervelen venir de = zojuist rassembler = bijeenbrengen tomber d'accord = het eens worden bronzer = zonnen ravissant = betoverend le départ = het vertrek douloureux = pijnlijk avoir honte = zich schamen convenir de = afspreken le coup de foudre = liefde op het eerste gezicht