Frans : Nederlands valoir = opleveren, waard zijn / opleveren / waard zijn poursuivre = voortgaan met c'est pourquoi = daarom le droit = het recht même si = zelfs als la soumission = de onderwerping à l'ancienne = op een ouderwetse manier passer à / à propos de = overstappen op une histoire = een verhaal renforcer = versterken hors de = buiten s'opposer à = zich verzetten tegen rêver = dromen un avenir = een toekomst manquer = ontbreken, missen / ontbreken / missen arrêter = stoppen, tegenhouden / stoppen / tegenhouden souffrir = lijden à part = behalve protéger = beschermen devenir = worden tourner = draaien, opnemen / draaien / opnemen défendre = verdedigen à cause de = vanwege un jour = op een dag le souvenir = de herinnering