Frans : Nederlands contrairement = in tegenstelling tot le proviseur = de rector à la fois = tegelijkertijd le saut = de sprong plutôt = eerder une association = een vereniging satisfaire à = voldoen aan la punition = de straf se rendre utile = zich nuttig maken le dauphin = de dolfijn le vol = de vlucht davantage = meer le développement = de ontwikkeling défier = uitdagen notamment = vooral ramer = roeien la galère = het afzien alizé = mild le courant = de stroming naval = scheeps une île = een eiland élever = grootbrengen, opvoeden / opvoeden / grootbrengen une injustice = een onrechtvaardigheid le contraire = het tegenovergestelde un exploit = een heldendaad mettre en doute = in twijfel trekken