Frans : Nederlands le paysage = het landschap alors que = terwijl le sage = de wijze man / de wijze le coquillage = het schelpdier rare = zeldzaam la plongée = het duiken le cimetière = de begraafplaats le bonnet = de muts expérimenté = ervaren un engin = een toestel s'étaler = zich uitstrekken le sous-marin = de onderzeeboot le crustacé = het schaaldier une espèce = een soort la profondeur = de diepte un équipement = een uitrusting c'est-à-dire = dat wil zeggen la légèreté = de lichtheid confier = toevertrouwen le récif = het rif dès que = zodra le champ de blé = het korenveld le fond = de bodem contrairement à = in tegenstelling tot une exploration = een verkenning représenter = voorstellen / vertegenwoordigen / betekenen