Frans : Nederlands le temps = het weer le nord = het noorden l'ouest = het westen la pluie = de regen la région = de streek une averse = een bui suivi de = gevolgd door une éclaircie = een opklaring le vent = de wind modéré = matig il pleut = het regent l'est = het oosten nuageux = bewolkt humide = vochtig le brouillard = mist faible = zwak la brume = de nevel doux, douce / doux / douce = zacht un orage = een onweer pleuvoir = regenen