Frans : Nederlands le camping = de camping téléphoner = opbellen le petit déjeuner = het ontbijt inclus = inbegrepen faire attention = opletten un accueil = een receptie avoir lieu = plaatsvinden environ = ongeveer gratuit, gratuite / gratuit / gratuite = gratis construire = bouwen voler = vliegen le dépliant = de folder le musée = het museum le plan = de plattegrond le/la plus proche / le plus proche / la plus proche = het dichtstbijzijnde le bureau de poste = het postkantoor le quai = het perron le grand magasin = het warenhuis la mairie = het gemeentehuis le panneau = het bord louer = huren, verhuren / huren / verhuren