Frans : Nederlands
pédaler = fietsen
un effort = een inspanning
une épreuve = een proef, een test / een proef / een test
convaincu = overtuigd
le don = de gift
installer = installeren
la caméra = de camera
la prison = de gevangenis
piquer = pikken
le couloir = de gang
avoir raison = gelijk hebben
le lieu = de plaats, de plek / de plaats / de plek
on dirait = het lijkt wel
un état = een staat
la sécurité = de veiligheid
éviter = vermijden
la bagarre = de ruzie