Frans : Nederlands le champion = de kampioen combiner = combineren les études = de studie environ = ongeveer la vague = de golf y = er la météo = het weerbericht savoir = weten inscrit = ingeschreven le cours par correspondance = de schriftelijke cursus je reçois = ik ontvang le contrôle = de overhoring un avantage = een voordeel au lieu de = in plaats van un instant = een moment arriver à = erin slagen om suivre = volgen se détendre = zich ontspannen jouer de la batterie = drummen en dehors de = buiten, behalve / buiten / behalve la plupart = de meeste, het merendeel / de meeste / het merendeel l'étranger = het buitenland je sais = ik weet